De Logi & Hoorne: privéarcheologie helpt landschap reconstrueren

De onderneming ‘De Logi & Hoorne’ doet archeologisch onderzoek, met het Meetjesland en omstreken als zwaartepunt. We zijn dus aan het juiste adres om meer te weten te komen over  de geschiedenis van ons landschap en wat er in de bodem te vinden is. Met zicht op de polders luister ik naar het verhaal van de twee archeologen achter deze onderneming. Ik zit aan de keukentafel bij Adelheid De Logi, haar collega Johan Hoorne schuift mee aan.

Adelheid: “Johan was net afgestudeerd en zocht stagiairs voor een archeologieproject in Knesselare waar hij toen aan werkte. Zo ben ik als student bij hem aan de slag gegaan.” Johan vult aan: “Wij hebben de opmars van de privéarcheologie meegemaakt. Ik startte in 2004 als projectarcheoloog in dienst van gemeentes en bouwheren. Daarna werkte ik voor de KLAD [Kale-Leie Archeologische Dienst, een intergemeentelijke projectvereniging die intussen ter ziele is gegaan – nvdr]. Archeologische onderzoeken werden in die tijd vooral door de overheid of gemeentelijke diensten uitgevoerd. Sinds het begin van de jaren 2000 verplicht de overheid om op bepaalde sites archeologisch onderzoek te doen bij bodemverstorende werken. Kort daarna zagen we de eerste archeologiebedrijven ontstaan. In 2012 richtte ik met Adelheid onze huidige onderneming op.”

Adelheid in het veld tijdens het registreren van gegevens (foto: De Logi & Hoorne)

Johan is trots op de vondst uit een waterput: een vuurbok die een everzwijn voorstelt (foto: De Logi & Hoorne)

Proefsleuven in Eeklo (foto: De Logi & Hoorne)

Hoe gaan jullie te werk?

“Vanaf bepaalde oppervlaktes of in archeologisch mogelijk interessante gebieden is een archeologisch onderzoek verplicht. Vooral bij bouwprojecten wordt de bodem zwaar verstoord, maar ook particulieren voeren soms werken uit met bodemverstoring. Op dat moment worden wij ingeschakeld. Wij maken eerst een voorbereidende studie op basis van historisch materiaal zoals luchtfoto’s, bodemkaarten en gekende archeologische sites in de buurt. Op die manier kunnen we inschatten wat de kansen zijn om archeologische resten te vinden. Vervolgens gaan we ter plaatse boringen uitvoeren of sleuven graven. Op basis daarvan bepalen we of enkele zones dan wel het hele terrein uitgekamd moeten worden. Laat ons zeggen dat we gemiddeld één week bureauwerk hebben, vervolgens een dag boringen of sleuven uitvoeren, en dat we aan de opgravingen zelf één tot een paar weken bezig zijn. Die timing is natuurlijk wel wat afhankelijk van de grootte van de projectgebieden. Qua tijd en investering is ons werk voor de opdrachtgevers dus peanuts in het hele proces van hun projectontwikkeling, in tegenstelling tot wat soms gedacht wordt.”

Wat kan je ‘lezen’ uit de opgravingen in de Meetjeslandse bodem?

Johan: “Naast sporen van menselijke activiteiten kunnen we via ons onderzoek ook het vroegere landschap en het microreliëf van de omgeving reconstrueren. Hoe meer gebieden zijn onderzocht, hoe duidelijker dat over een hele regio wordt. Er is wel een groot verschil tussen opgravingen in stedelijk gebied en die op het platteland. Het Meetjesland was ook vroeger grotendeels buitengebied. Dat betekent dat na de laatste ijstijd (ongeveer 10.000 jaar geleden) zowat alles in dezelfde bovenste aardlaag zit. In stedelijk gebied liggen de vondsten veel duidelijker op elkaar: elke periode heeft zijn laagje.”

“Wat wij vooral proberen te doen, is om via sporen van de mens de link met het landschap te leggen. We proberen lijnen te zien. Zo is het bijvoorbeeld ongebruikelijk om in lager gelegen gebied te bouwen. Men ging bij voorkeur wat hoger en droger wonen. Maar ook gebieden waar geen restanten van nederzettingen te vinden zijn, geven belangrijke informatie over het verleden. In die zones kunnen sporen van andere activiteiten voorkomen, zoals de meer ambachtelijke productie van houtskool.”

Adelheid vult aan: “Om nog even terug te komen op dat ruimer archeologisch landschap: alles wat wij vinden wordt digitaal geregistreerd. Elke archeologische site is dus een puzzelstukje dat het verleden van onze regio iets meer opheldert. Na al die jaren hebben Johan en ik heel wat kennis opgebouwd over het vroegere landschap, die allemaal opgeslagen is in onze databanken en in onze hoofden.”

Opgravingen van een grafmonument uit de Bronstijd in Verbrandenbos in Adegem (foto: De Logi & Hoorne)

Misschien is hier een interessante samenwerking mogelijk met universiteiten?

“Er is zeker een wisselwerking met universiteiten, collega’s en deskundigen. Maar voor een overzichtspublicatie of een uitgebreide studie hebben wij zelf de mogelijkheden niet qua tijd en budget. Wij werken voor de verkavelaars en ontwikkelaars die in het kader van specifieke bouwopdrachten enkel voor de basis betalen. Onze projecten en die van onze collega’s zouden, mits diepgaander onderzoek, ongetwijfeld tot een mooi overzicht kunnen leiden van het verleden van het Meetjesland. Waar mogelijk nemen onderzoekers aan de universiteiten onze onderzoeksresultaten zeker mee, maar ook hen ontbreekt het hiervoor vaak aan budget. We zouden het alleszins zelf ook heel interessant vinden om hier verder mee aan de slag te kunnen gaan.”

Hoe kunnen archeologische vondsten iets vertellen over ons vroegere landschap?

Johan: “Een typisch voorbeeld zijn restanten van bomen of bossen. Zo vinden we af en toe houtskoolbranderskuilen uit de Romeinse tijd. Dit zijn kuilen, vaak rechthoekig, van een tweetal meter lang op een meter breed, waarin men houtskool produceerde die later verder werd getransporteerd en wellicht gebruikt om ijzer te smeden. Aan de hand van de houtskoolresten kunnen we onder meer reconstrueren welke boomsoorten geselecteerd werden en dus ook in het landschap groeiden.”

“Ook waterputten leveren heel wat informatie op wat betreft hout. Een mooi voorbeeld vonden we in de vroegmiddeleeuwse boerderijen die we aantroffen in Merendree, Vosselare en op The Loop in Sint-Denijs-Westrem. Elke generatie bouwde een nieuwe waterput vlakbij de woning. Die put bestond uit houten planken, die ons ook nu nog iets vertellen over de boom. Aan de jaarringen kunnen we zien wanneer de boom werd gerooid. Het onderzoek van de jaarringen heet dendrochronologie. In de zesde en zevende eeuw gebruikte men probleemloos bomen van meer dan 300 jaar oud. Nog geen 150 jaar later gaat het enkel nog over bomen die een pak jonger waren, omdat oudere bomen op geraakten.”

Adelheid heeft nog meer verrassingen: “Maar ook de binnenkant van de waterput, de opvulling van de schacht, levert heel wat interessante informatie. Dankzij de bewaarde resten van zaden, vruchten en pollen kunnen we het brede landschap voor verschillende periodes reconstrueren. Wat groeide op en rond de akkers en weiden, hoe zagen de nederzettingen en het landschap eruit? Zo weten we bijvoorbeeld door opgravingen van een waterput in de buurt van de Oostmolenstraat in Aalter dat een eik vlak naast de waterput gestaan moet hebben en dat er moestuintjes in de directe buurt lagen.”

“Soms gebruikte men ook uitgeholde boomstammen als waterput. Men ging op zoek naar een grote boom om te vellen. De stam werd uitgehold en in trommels verdeeld, die in de kuil op elkaar gestapeld werden. Op zulke boomstamwaterputten vinden dendrochronologen vaak onvoldoende jaarringen. Maar soms zijn er ook verrassende manieren van dateringen mogelijk. Zo kon men de Romeinse waterput die nu in de Drongengoedhoeve staat dateren aan de hand van onderzoek van de klimop die nog op de boom vastzat.”

Een waterput met datering 176 in de Oostmolenstraat in Aalter (foto: De Logi & Hoorne)

Opgegraven vroegmiddeleeuwse boomstamwaterput in de Poelstraat in Merelbeke (foto: De Logi & Hoorne)

3D reconstructie van een Romeinse weg en herberg in de Oostmolenstraat (Aalter), met de eik naast de waterput binnen het bredere landschap (realisatie: De Logi & Hoorne)

Wat gebeurt er met de opgegraven objecten?

Adelheid: “In principe is de eigenaar van de grond ook eigenaar van de objecten. Maar vaak schenken die de vondsten aan een depot, zoals dat op de Provinciale Erfgoedsite Ename. Daarnaast is alles natuurlijk ook digitaal opgeslagen. De objecten worden heel minutieus beschreven en gesitueerd in de context van de archeologische site en het omliggende landschap. Ze worden ook met 3D-scanners in kaart gebracht. Onze onderneming is hierin gespecialiseerd. Op die manier kunnen wij op een bevattelijke, visuele manier aan het publiek tonen wat we hebben gevonden en hoe dit zich verhoudt tegenover de omgeving. Want ook het educatieve aspect vinden wij belangrijk: dat het brede publiek weet waar we mee bezig zijn.”

Gaea Rysselaere, artikel in het tijdschrift Natuur en landschap Meetjesland, winter 2022