Knotbomen zijn zowat de mascotte voor het Meetjesland en vele andere Vlaamse en Nederlandse regio’s. Niet toevallig stond een knotwilg centraal in het eerste logo van onze vereniging. Naar aanleiding van ‘Het Knotbomenboek voor Nederland en Vlaanderen’, waarin ook het Meetjesland een vermelding kreeg, plaatsen we een nuance bij dit zogenaamde ‘kleine landschapselement’ en de teneur van het boek.

Knotwilgen vervulden vroeger heel wat functies die intussen verloren gegaan zijn of die we niet meer kennen. In dit boek worden ze nog eens aangehaald. Ook de waarde van knotbomen valt niet te onderschatten. En ook de geografische verspreiding in Nederland en in mindere mate in Vlaanderen wordt in vogelvlucht overlopen.

Een boom moet zijn plaats kennen

Er wordt in het boek echter te weinig ingegaan op de cultuurhistorisch (en ecologisch verantwoorde plaats) in het landschap. De verworven kennis van de laatste jaren leert ons dat de huidige aanwezigheid van knotwilgen niet noodzakelijk betekent dat ze op deze plek waar ze nu nog relatief talrijk zijn altijd een belangrijk element zijn geweest. Meer nog, vaak merken we dat knotwilgen pas opduiken wanneer door recente veranderingen (doorgaans na WO-II) het gebied z’n historische gebruik verliest. Dit speelt vooral bij voormalige hooilandgebieden. Na het wegvallen van klassieke hooibeheer (doorgaans samenhangend met één of andere vorm van bevloeiing) zijn deze vaak omgevormd tot permanente graasweiden. Waar de soms 1.000 jaar oude hooilandcomplexen (zonder knotwilgen of andere bomen) in het kader van natuurbeheer opnieuw worden herstelt naar hun oorspronkelijke functie, komt onvermijdelijk een discussie op gang rond de aanwezige knotwilgen (die dit herstel doorgaans bemoeilijken).

Komt hier nog bij, dat gezien de intrede van knotwilgen hier vaak van jongere datum is, deze bomen doorgaans jonger en vitaler zijn dan op de plaatsen waar ze oorspronkelijk thuishoorden. Deze laatste vallen soms nog nauwelijks als knotwilgenrijke plekken te herkennen, waardoor plaatselijk zoiets als een ‘landschapsinversie’ is ontstaan: de knotwilgen zijn verdwenen op hun oorspronkelijke plaats in het landschap en staan nu vooral of uitsluitend op plaatsen waar ze eigenlijk cultuurhistorisch net niet thuishoren. Dat levert soms moeilijke discussies op, waar de waarde van het ene (recent ontstaan knotwilgenlandschap) dient te worden afgewogen tegenover het herstel van de klassieke hooilandgebieden, waarvan de waarde vaak onmiskenbaar veel hoger is. En dan hebben we het nog niet gehad over weidevogels. Die verkiezen open landschappen. De aanwezigheid van knotwilgen kan een gebied zondermeer ongeschikt maken voor deze soorten.
Doorgaans lost deze discussie zichzelf op: in gebieden die nog relatief gaaf zijn gebleven en waar de potenties tot hoogwaardige hooilandcomplexen van Vlaamse (of zelfs internationale) allure echt hoog zijn, kiest men voor open landschappen. Elders gaan de knotwilgen voor. Bovendien kunnen beide zaken vaak samen in hetzelfde gebied: niet alle onderdelen zijn even gaaf en/of kansrijk, knotwilgen zijn doorgaans wel helemaal hun plaats in de randzones,…. In alle geval is het een belangrijk aandachtspunt.

Terug naar het boek

Praktisch voor landbouwers en natuurbeheerders is het hoofdstuk over aanplant en beheer. In vogelvlucht worden de belangrijkste aandachtpunten en materialen erdoor gejaagd.
Wat ons betreft had het boek best wat dikker en inhoudelijk uitgewerkt mogen zijn – we missen een beetje de oude kennis over het aanplanten en onderhouden van knotbomen, gestaafd met uitgebreid fotomateriaal. Het knotbomenboek maakt zijn naam niet helemaal waar. Ook de kwaliteit van de foto’s is hier en daar bedenkelijk. Een gemiste kans, maar niettemin bevat het boek interessante basis- en achtergrondinformatie over knotbomen.

Gaea Rysselaere en Wim Slabbaert
Het Knotbomenboek voor Nederland en Vlaanderen / Paul Minkjan, Maurice Kruk . – Zeist: KNNV, 2010 . – 160 p. – ISBN 978 90 5011 333 5. 34,95 euro

Er is een inkijkexemplaar van dit boek aanwezig in ons documentatiecentrum.